WIELRIJDERSLIEDJE
Wij rijden soms een uur of tien. Op bandjes zacht als zij. Van alle militaire liên, zijn wij het snelst erbij. Ons rijwiel draait langs veld en pad. Het is onz' beste vrind! De nacht heeft zelfs op ons geen vat, geen regen en geen wind. En doet je zadel soms wat pijn, dan weten wij wel raad, want achter met de medicijn rijdt de hospitaalsoldaat. Die heeft een doos met fijne smeer, je wrijft het maar flink dik, dan ben je voor een dagje 't heer, of 't zitvlak was van blik. En heb je honger als een paard van 't rijden in de hei, de kuch die smaakt ons als een taart, de zuigflesch zit op zij. En is je kuchje opgegaan, dan, dacht ge, nou wordt 't schriel, geen nood, mijn vrind, want achteraan daar komt onz' aut'mobiel. Dat is een rijdend restaurant, dat altijd heerlijk geurt. 't Diner is nimmer aangebrand, dat is nog nooit gebeurd. De kok, dat is een beste vent, die kookt maar als je vecht, hij stooft en bakt en braadt patent, bij hem is 't lang niet slecht. De ransel doet ons geen chagrijn, dat 's goed voor 't volk te voet; Want achteraan komt de autotrein met al je linnengoed, die sleept ons heele boeltje mee. En is de dag gedaan, dan komen de chauffeurs, hoezee! Met hunne wagens aan. Dus makkers houdt het wapen hoog, wij kennen geen verdriet. 't Is bij ons nimmer saai of droog, wij zingen 't hoogste lied. Men ziet ons allerwegen graag, we staan op ons fatsoen, voor meisjes zijn we meest een plaag, want 't kost haar vaak een zoen. |
Lied van het Regiment Wielrijders, tekst & muziek: Adr. Lassi